Post Description
De waterkoude, al schemerige novembermiddag in Jutland in 1646 waarmee Het proces van Sören Qvist opent, voorspelt niet veel goeds.
Net als in Martin Guerre is sprake van iemand die na lange tijd naar huis terugkeert. Een eenarmige bedelaar komt in Aalsö terecht bij dominee Juste, waar een oude huishoudster hem in de keuken van een maaltijd voorziet. Wanneer hij zegt dat hij Niels Bruus is, broer van de gehate en inmiddels dode Morten Bruus, verandert haar gastvrijheid in weerzin en daarna in doodsangst. Ze roept dominee Juste en smeekt hem diezelfde avond nog rechter Tryg Thorwaldsen te gaan halen. Hij moet de bedelaar identificeren.
Die avond krijgen huishoudster Vibeke, de dominee en rechter Tryg Thorwaldsen van de bedelaar te horen wat er toentertijd werkelijk is gebeurd. Zij begrijpen dat er een gruwelijke fout is gemaakt, dat dominee Qvist is gestraft voor een moord die hij niet heeft begaan. Hoe dat zo is gekomen lezen we in de bloedstollende rest van het boek.
Eenentwintig jaar eerder ziet dominee Sören Qvist in Niels Bruus een beproeving van God om hem te leren zijn woede in toom te houden en vergevingsgezind te zijn. Nadat Niels’ lijk is opgegraven in de tuin van de dominee wordt hij opgesloten met de doodstraf in het vooruitzicht. Dominee Qvist begint te twijfelen aan Gods genade. Het moment dat hij er zelf, overtuigd door aangedragen bewijs van derden, van doordrongen raakt dat hij de jongen heeft vermoord, wordt hij overvallen door gelukzaligheid. God heeft hem niet verlaten, zijn straf is terecht. Het is ontroerend en waarachtig. Een parel.
Comments # 0